| Eind 19e eeuw ontstond in Duitsland de Duitse Herder. Niet als ras,  maar als de verzamelnaam voor verschillende soorten herdershonden, zoals die  ook nu nog worden gefokt. In 1899 werd de rasstandaard aangenomen door de  opgerichte vereniging Deutschen Schäferhunde-Verein (SV). De basis werd gevormd  door de hond Hektor Linksrhein, (uitgebracht onder de naam Horand van Grafrath).  Van hem “stammen” alle Duitse Herders af. Het ras Duitse Herder was geboren. Oorspronkelijk waren er allerlei vachtsoorten en kleurstellingen binnen de  Duitse Herders. Later werden de langharigen, en ruwharigen uit de populatie  gefokt omdat zij bij toen nog voornamelijk militaire inzet (in water), duidelijk  achterbleven bij de kortharigen. Ook de vele kleuren werden eruitgefokt: alleen  de zwart-bruine variant (zoals we de gewone Duitse Herder kennen) werd als goed  beschouwd. Dit werd vastgelegd in de rasstandaard voor de Duitse Herder.  Vanwege de rasstandaard werd dus uitsluitend gefokt met kort stokhaar  honden. Het langhaar gen bleef echter in de populatie aanwezig, en regelmatig  werden en worden langstokhaar puppen geboren uit korthaar ouders. Dat wordt sinds  1930 gezien als een fokfout bij de gewone Duitse Herder. De lang stokharigen  werden dan ook uitgesloten van de fok. Op het platteland werd hier niet zo naar  gekeken, dus bleven er nog veel lang stokharige honden in omloop vooral  gebruikt als familiehond, en voor bescherming en kuddebewaking. Ook officieel mocht  met deze honden na een besluit binnen de SV (na 1991) niet verder worden gefokt. Toch ontstond er bij een aantal mensen de behoefte om te gaan fokken met de  lang stokhaar herdershond, en met de oprichting van het  "Langhaar-Schäferhunde-Verband Deutschland" in 1984 ontstond het ras  Oudduitse Herder.  De Oudduitse Herder. Het verschil met de Duitse Herder is zijn lange haar, maar ook is zijn ruglijn  recht, en niet schuin aflopend zoals momenteel de Duitse Herder gefokt wordt.  Naast de zwart-bruine kleurstelling van de Duitse Herder, komt de Oudduitse  Herder ook voor in andere kleurstellingen, te weten, zwart, grauw (diverse kleurvarianten), grijs  (blauw), en combinaties hiervan. Door het gebruik is het temperament doorgaans  iets minder fel dan bij de Duitse Herder. Hij is wat beheerster en rustiger van  aard, reageert niet fel op een bevel, maar bekijkt de situatie eerst, alvorens  te reageren.  Tegenover vriendelijke benadering is hij dan ook zacht en past hij  zich goed aan. Bij een agressieve benadering zal hij zijn baas en familie,  welke hij beschouwt als zijn roedel, wel zonder meer verdedigen! De naam “Oud”Duitse Herder is dan ook ontstaan omdat men de oude kenmerken  (kleur, haarlengte en rechte rug) weer terug bracht in de populatie.  Er zijn binnen de Oudduitse Herders nog wel twee type lijnen te  onderscheiden: de Oost-Duitse lijn, voornamelijk afkomstig uit de  oorspronkelijke DDR (Oost-Duitsland) die vaak donkerder van kleur zijn en  geblokter van bouw, en de West-Duitse lijn die meer een wat blondere  kleurstelling kennen, en qua kleur dichter bij de Duitse Herder staan. De  laatste lijn wordt ook wel de kino- of showlijn genoemd. De reu meet 60-67 cm,  de teef 55-62 cm (schouderhoogte), en het gewicht ligt tussen 29 kg (teef) en  43 kg (reu).  | De inzetmogelijkheden van de Oudduitse Herder zijn zeer divers. Van  familiehond tot werkhond (beschermhond, diensthond, reddingshond,  blindengeleidehond). Hij is middelgroot, krachtig en goed gespierd, zacht en lief  voor kinderen, en voor andere honden. Hij is niet agressief, maar zal wel  verdedigend reageren. Hij heeft veel beweging nodig, minstens twee uur per dag  wandelen! Hij is van nature zeer evenwichtig, absoluut spontaan, en toch  goedmoedig. Daarnaast is hij slim, opmerkzaam, en leidend (“herderend”), heeft  moed, vechtlust, karakter en doorzettingsvermogen. Hij is zeer gehoorzaam en  leergierig, en daardoor een plezier om mee te werken tijdens trainingen.  Vanwege zijn uitstekende reukvermogen kan hij echt veelzijdig ingezet worden. Als woonomgeving is een huis met een tuin als minimaal aan te bevelen,  tenzij hij voldoende wordt uitgelaten. Hele dagen alleen zijn is niet goed voor  zijn ontwikkeling, dus is hij minder geschikt voor mensen die hele dagen  buitenshuis werken.  De meest voorkomende stoornis bij de gezondheid is Heupdysplasie, afgekort  als HD. Er wordt bij het fokken dan ook extra aandacht gegeven aan het gebruik  van goede ouderdieren. Inmiddels zijn er ook andere gezondheidsstoornissen in beeld gekomen. Zo wordt en nu ook getest op ED (elleboogdysplasie) en DM (degeneratieve myelopathie)  Bij HD zal de dijbeenkop slecht in de bekkenkom passen, waardoor het dier  loopproblemen (gepaard gaand met pijn) kan hebben. Doordat in het verleden met  slechts enkele (de mooiste, maar niet de gezondste!) dieren veel is gefokt, is  deze afwijking vrij algemeen voorkomend geworden bij de Duitse Herder, en  daardoor ook bij de Oudduitse Herder. De ouderdieren worden middels  röntgenfoto’s (via de PennHip methode, of op de klassieke methode) beoordeeld.  Er zijn dan 5 klassen van HD:HD A (-): de hond is volledig vrij van HD
 HD B (Tc): de hond is vrij van HD maar in overgangsvorm
 HD C (+/-): licht positief, er zijn op de foto's aantoonbare verschijnselen van  HD te zien.
 HD D (+): positief, duidelijke verschijnselen van HD
 HD E (++): positief optima forma, zeer ernstige mate van HD
 HD A t/m E is de classificatie gevoerd door de Raad van Beheer.  Er wordt vooralsnog alleen met HD-A en HD-B ouderdieren gefokt. HD-C kan alleen in combinatie met HD-A worden ingezet. Voorts proberen  we zoveel mogelijk met verschillende ouderdieren te fokken (het zogenaamde  breed fokken) zodat zoveel mogelijk van de (genetisch bepaalde) kenmerken in  onze populatie blijven. Zie verder de rasstandaard voor de specifieke bouwkenmerken. |